Tuchtrecht

Gerechtsdeurwaarder klaagt opnieuw vergeefs over BFT

Nadat eerdere klachten tegen BFT-accountants al ongegrond waren verklaard, haalt een gerechtsdeurwaarder opnieuw bakzeil met een klacht tegen één van die accountants.

Accountantskamer

Zaaknummers:
14/456 Wtra AK
Datum uitspraak:
30 juni 2014
Oordeel:
ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
bevestigd, CBb 31 oktober 2016, AWB 14/513
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2014:52, Samenvatting CBb-uitspraak

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een gerechtsdeurwaarder heeft volgens het Bureau Financieel Toezicht (BFT), dat belast is met het preventief financieel toezicht op gerechtsdeurwaarders, een negatieve bewaringspositie. Het BFT stelt verder vast dat de gerechtsdeurwaarder herhaaldelijk zijn financiële en administratieve verplichtingen niet nakomt.

Namens het bureau dienen drie registeraccountants een klacht in bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders bij de Rechtbank Amsterdam. In december 2010 ontzet deze tuchtrechter de deurwaarder uit zijn ambt. Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt deze beslissing in januari 2011.

De voormalig gerechtsdeurwaarder dient drie gelijkluidende klachten in tegen de BFT-accountants bij de Accountantskamer. Die verklaart de klachten ongegrond. De accountants hebben volgens de regels hun wettelijke toezichtstaak uitgeoefend en de Kamer van Gerechtsdeurwaarders geen onjuiste of misleidende informatie verstrekt.

Op grond van gegevens die de deurwaarder zelf heeft verstrekt, heeft het BFT terecht geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder een negatieve bewaringspositie had van 356.000 euro. De deurwaarder had een lening van 6 ton die hij niet mocht gebruiken voor de derdengelden. Daarom heeft het BFT dit bedrag niet meegeteld voor de bewaringspositie.

De accountants hebben de deurwaarder ook niet koste wat het kost uit zijn ambt ontzet willen krijgen en hebben hun wettelijke toezichttaak uitgeoefend in overeenstemming met de principes van de Verordening Gedragscode en zich gehouden aan de procedurele waarborgen.

De gerechtsdeurwaarder heeft beroep aangetekend tegen deze uitspraak, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft hierover nog geen uitspraak gedaan.

Ondertussen dient de gerechtsdeurwaarder een klacht in tegen één van de BFT-accountants. Deze zou steken hebben laten vallen bij het toezicht op de gerechtsdeurwaarder, die (als eerste) de praktijk van de geschorste gerechtsdeurwaarder waarnam. De Accountantskamer verklaart deze klacht niet-ontvankelijk. Gedragingen van toezichthoudende accountants die in overeenstemming zijn met de Wet RA en de VGC kunnen namelijk geen aanleiding geven tot een gegronde tuchtklacht. Bovendien had de deurwaarder de klachten al in de eerdere procedure aan de orde kunnen en moeten stellen, omdat hij toen al op de hoogte was van de feiten en omstandigheden waarover hij hier klaagt.

De gerechtsdeurwaarder gaat met succes in beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven vindt dat de Accountantskamer ten onrechte heeft gezegd dat de klacht niet-ontvankelijk is. De gerechtsdeurwaarder was weliswaar al eerder bekend met de feiten en omstandigheden waarover hij de tweede klacht indiende. Maar de tweede klacht gaat over het toezicht op de waarnemer en dus over een ander persoon en andere gedragingen.

Deze gedragingen zijn niet eerder inhoudelijk beoordeeld door de accountantstuchtrechter. Dat de tweede klacht net als de eerste gaat over het toezicht op het beheer van derdengelden bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder betekent niet dat de tweede en de eerste klacht onderling zo verweven zijn dat de tweede klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van eisen van een behoorlijke tuchtprocedure. De Accountantskamer moet de klacht alsnog behandelen. Dat doet de Accountantskamer in de hier samengevatte uitspraak.

Klacht

De accountant:

  • heeft onvoldoende toezicht gehouden nadat de waarnemer voor het kantoor van de gerechtsdeurwaarder was benoemd;
  • was door het voeren van de klachtprocedures tegen de gerechtsdeurwaarder bevooroordeeld en heeft opzettelijk geen inhoudelijk onderzoek gedaan naar de signalen die de gerechtsdeurwaarder hem zond over het "wanbeheer" van de waarnemer;
  • meet met twee maten door geen boekenonderzoek bij de waarnemer te doen en de klachten over de manier waarop de waarnemer de derdengelden beheert niet te onderzoeken, terwijl hij bij de klager boekenonderzoek heeft gedaan en naar aanleiding daarvan een tuchtklacht tegen de klager heeft ingediend;
  • heeft ten onrechte niet objectief gerapporteerd over de bevindingen inzake de waarneming. Uit het verslag van een gesprek tussen hem en de waarnemer blijkt dat de accountant geen enkele intentie had om de opmerkingen van de klager serieus te onderzoeken, terwijl hij de klager commentaar had moeten laten leveren op het gespreksverslag.

Oordeel

De klacht is ongegrond.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij de tuchtrechter voor gerechtsdeurwaarders twee maal vergeefs geklaagd over de waarnemer. De Accountantskamer gaat er dan ook niet vanuit dat deze zich heeft bezondigd aan "wanbeheer", zoals de klager beweert. Omdat daarvoor ook geen andere aanwijzingen bestonden, is niet aannemelijk geworden dat de accountant of het BFT het handelen en/of nalaten van de waarnemer moest onderzoeken.

De gerechtsdeurwaarder heeft onvoldoende onderbouwd dat het BFT de bevoegdheid heeft om onderzoek te doen naar de manier waarop de waarnemer het briefpapier had ingericht en praatte met grote opdrachtgevers van het kantoor. De klager heeft evenmin aangetoond dat het BFT de waarnemer (dwingende) aanwijzingen kon geven over of toezicht houden op de manier waarop de bankrekeningen en/of het betalingsverkeer binnen het waargenomen kantoor is georganiseerd.

In december 2010 deed de klager al een melding aan de BFT-accountant over het zijns inziens onjuiste financieel beheer, omdat de waarnemer onder meer:

  • derdengeldcrediteuren niet betaalde;
  • onbekende betalingen aan rechthebbenden niet restitueerde;
  • kantoorcrediteuren niet betaalde;
  • geen salaris betaalde aan het personeel;
  • het saldo van de bewaarrekeningen liet oplopen;
  • geen haast maakte met de controle van het systeem van het kantoor, terwijl de waarnemer dat zelf noodzakelijk vond.

De BFT-accountant heeft gereageerd op deze melding en daar met de waarnemer over gesproken. Hij heeft de gerechtsdeurwaarder en de waarnemer enkele dagen later per e-mail een verslag van dat gesprek gestuurd. Daaruit blijkt dat de waarnemer moeite had om de bewaringspositie van klagers kantoor vast te stellen (terwijl een positieve bewaringspositie een voorwaarde vormde voor om overboekingen te kunnen doen naar de kantoorrekening), omdat:

  • het kantoorsysteem zo moeilijk toegankelijk was dat hij een systeemprogrammeur heeft moeten inschakelen;
  • er onduidelijke (tarief)afspraken met opdrachtgevers bestonden, die niet werden nageleefd.

Verder blijkt uit het verslag dat:

  • de waarnemer moeilijk (terug)betalingen kon doen van de kwaliteits- of derdenrekening omdat betaalpasjes ontbraken;
  • dat niet de waarnemer maar de klager (als verantwoordelijke voor het kantoor) moest zorgen dat de kosten van het kantoor, waaronder het salaris van het personeel, betaald werden.

De accountant heeft de klager een afschrift van dat verslag toegestuurd, maar de klager heeft daarop niet gereageerd. Uit niets blijkt dat de gerechtsdeurwaarder nadien aandacht heeft gevraagd voor het handelen of nalaten van de waarnemer dat binnen de toezichtsbevoegdheden van het BFT lag. De klager heeft ook niet onderbouwd dat het mailbericht met het gespreksverslag onjuist of onzorgvuldig is geweest.

De BFT-accountant heeft tussen 22 november 2010 en 25 januari 2011 (toen de waarneming eindigde) ongeveer vijftien keer contact met de waarnemer gehad over de voortgang van diens werkzaamheden. Al met al heeft de klager in de ogen van de Accountantskamer niet aannemelijk gemaakt dat de BFT-accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar is opgetreden.

Maatregel

Geen.

Meer informatie

In september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder nog een tweede klacht ingediend tegen de drie accountants die hij eerder vergeefs op de korrel nam. De accountants zouden onvoldoende toezicht hebben gehouden op de tweede waarnemer van de deurwaarderspraktijk. De Accountantskamer heeft deze klacht niet-ontvankelijk/ongegrond verklaard.

In mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een derde klacht tegen de drie ingediend - zijn vierde in totaal dus. Deze klacht betreft de handelwijze van de accountants tijdens en rond de tuchtrechtelijke procedure tegen de gerechtsdeurwaarder. De Accountantskamer heeft nog geen beslissing genomen over deze klacht.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.