Tuchtrecht

Te lang gewacht met tweede klacht

Een accountant-administratieconsulent, die eerder was berispt, ontspringt bij een nieuwe klacht de dans. De nieuwe klacht is te laat ingediend c.q. onvoldoende onderbouwd.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
18/3
Datum uitspraak:
18 januari 2019
Oordeel:
beroep gegrond / klacht ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2018:671

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een echtpaar werkt samen in een tandartsenpraktijk. De man is de directeur-aandeelhouder, de vrouw zijn werknemer. Toen de vrouw in 2006 in dienst trad van de tandartsenpraktijk zijn haar pensioenrechten en -verplichtingen vastgelegd in een pensioenbrief. Daarin staat onder meer dat de aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner alleen kan worden verminderd met toestemming van de partner.

Een accountant-administratieconsulent is de huisaccountant van de praktijk en beide partners. In november 2013 ontvangt hij een berekening van de actuaris van het pensioenfonds. Daarin is rekening gehouden met het voornemen de pensioenopbouw in eigen beheer per 1 januari 2014 te beëindigen. In december 2013 besluit de man tijdens de algemene aandeelhoudersvergadering dat pensioenopbouw in eigen beheer binnen de vennootschap niet langer verantwoord is en op 1 januari 2014 zal worden stopgezet. De vrouw ondertekent de notulen van de ava in de hoedanigheid van notulist. De accountant stuurt een aangepaste pensioenbrief en met een overeenkomst om de pensioenopbouw stop te zetten.

In november 2014 schrijft de accountant aan de twee dat de pensioenbedragen uit de “eerdere pensioenbrief” te laag zijn, omdat de pensioenopbouw daarin per 1 januari 2014 zou stoppen, terwijl dit 31 december 2014 had moeten zijn. De accountant verzoekt beiden daarom een nieuwe pensioenbrief met dezelfde datum (17 december 2013) te tekenen, “omdat dit ook de datum was van de eerdere pensioenbrief die we jullie zonden”.

De vrouw schrijft terug dat zij niet akkoord is gegaan met het stopzetten van de pensioenopbouw in de vennootschap. Daarop mailt de accountant: “In het dossier ben ik notulen van de aandeelhoudersvergadering tegengekomen waarin besloten is tot stopzetting van de opbouw van het pensioen. Deze notulen zijn door jou medeondertekend. Een door jou mede ondertekende pensioenbrief kan ik zo gauw niet vinden.”

In juni 2015 stuurt het pensioenfonds de berekeningen van de pensioenvoorziening in eigen beheer per 31 december 2014 naar de accountant. Het fonds is uitgegaan van beëindiging per 1 januari 2014. In de toelichting bij de jaarrekening 2013 stond dat de opbouw van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen met ingang van 1 januari 2014 is stopgezet.

Het huwelijk bekoelt. In maart 2015 vraagt de man de echtscheiding aan. De vrouw dient naar aanleiding van dat verzoek een verweerschrift in. De accountant schrijft de vrouw in april dat hij niet meer als haar accountant kan optreden. Hij adviseert haar een andere accountant of financieel adviseur te zoeken, die haar kan bijstaan in de verdere procedure.

De accountant blijft werken voor de praktijk en stuurt de man een brief over de resultaatontwikkeling 2015 en de vermogenspositie van de tandartsenpraktijk. Daarin schrijft hij onder meer: “Als er in 2015 al winst wordt gemaakt, dan dient die winst gereserveerd te worden in de onderneming om financiële tegenslagen op te kunnen vangen.”

De vrouw klaagt er bij de Accountantskamer over dat de accountant:

a. in zijn brief van april 2015 misleidende, onjuiste, tegenstrijdige en tendentieuze informatie heeft verstrekt;

b. er ten onrechte van uit is gegaan dat de vrouw toestemming had verleend om de pensioenopbouw in eigen beheer stop te zetten per 1 januari 2014;

c. de stopzettingsovereenkomst heeft gedateerd op 1 januari 2014 en deze datum later heeft gecorrigeerd in 31 december 2014, terwijl de besluitvorming hierover niet duidelijk was, de correctie niet was doorgevoerd en de accountant daarover niet met de vrouw heeft gecommuniceerd;

d. de vrouw niet heeft geïnformeerd over de wijziging van het partnerbegrip noch over een andere berekening van haar sterftekans in de commerciële waardering van de pensioenvoorzieningen ultimo 2014;

e. de (gewijzigde) stopzettingsovereenkomst heeft geantedateerd op 17 december 2013.

De Accountantskamer verklaart de klachtonderdelen a, b en e gegrond en legt een berisping op. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het hoger beroep van de accountant ongegrond.

Twee weken na de uitspraak van de Accountantskamer schrijft de accountant in een brief aan de man dat de Accountantskamer hem heeft berispt en dat:

  • de man de gewraakte brieven niet mag gebruiken in de echtscheidingsprocedure;
  • dit inmiddels wel is gebeurd;
  • de accountant de rechtbank verzoekt geen acht te slaan op de inhoud van de brieven;
  • de accountant de man verzoekt deze nieuwe brief ter kennis te brengen van de rechtbank.

De vrouw krijgt een kopie van bovenstaande brief en dient bij de Accountantskamer opnieuw een klacht in tegen de accountant, die volgens haar:

  1. zijn werkzaamheden voor haar te abrupt heeft beëindigd;
  2. blijkens de jaarrekening 2015 ook na de uitspraak van de Accountantskamer is doorgegaan met het onjuist verwerken van haar pensioenvoorziening;
  3. heeft gevraagd aan haar man om de rechtbank te laten weten dat de accountant zijn brieven intrekt, terwijl de accountant dit zelf had moeten doen;
  4. de man toch nog een brief heeft gestuurd, die kennelijk niet deugde, omdat hij die later heeft ingetrokken;
  5. wat betreft het nabestaandenpensioen zijn zorgplicht tegenover de vrouw heeft geschonden;
  6. in de aangifte inkomstenbelasting 2014 van de man een fout heeft gemaakt, waardoor de vrouw als ex-echtgenote financieel is benadeeld;
  7. drie fiscaal onbelastbare zwangerschapsuitkeringen van haar arbeidsongeschiktheidsverzekering ten onrechte heeft opgegeven als belastbaar ib-inkomen;
  8. verzuimd heeft de Belastingdienst tijdig te vragen om de ib-aangiften 2006 en 2007 te corrigeren;
  9. redenen heeft verzonnen waarom deze twee aangiften niet meer konden worden gecorrigeerd;
  10. met zijn fouten een schade van 11.590 euro heeft veroorzaakt, maar geen enkele moeite heeft gedaan die te vergoeden;
  11. een factuur van 316,23 euro heeft gestuurd voor de werkzaamheden om zijn eigen fouten te corrigeren, terwijl hij dat voor eigen rekening en risico had moeten doen;
  12. de geleden schade moet vergoeden op last van de Accountantskamer.

De Accountantskamer verklaart de klachtonderdelen 1 en 5 en 7 tot en met 12 niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen 2, 3, 4 en 6 ongegrond. De vrouw gaat in hoger beroep.

Beroepsgronden

De Accountantskamer heeft de onderscheiden klachtonderdelen ten onrechte niet-ontvankelijk respectievelijk ongegrond verklaard.

Oordeel

Het hoger beroep is gegrond voor zover de Accountantskamer de klachtonderdelen 1 en 5 niet-ontvankelijk heeft verklaard en voor het overige ongegrond. De klachtonderdelen 1 en 5 worden alsnog ongegrond verklaard.

Ad 1 en 5 Bundelen hoeft niet, doublure taboe

Het college heeft in april 2018 gezegd dat iedereen een tuchtklacht kan indienen, mits dat gebeurt binnen de verjaringstermijnen van drie en zes jaar. Er kan echter aanleiding zijn om dit recht te beperken. Bijvoorbeeld omdat een inhoudelijke behandeling zou indruisen tegen een algemeen rechtsbeginsel. Denk aan het beginsel van ‘ne bis in idem’, zoals in deze en deze uitspraak van het college. Ook misbruik van het klachtrecht kan aanleiding zijn om het klachtrecht in te dammen, zie onder meer deze en deze uitspraak.

In voornoemde uitspraak uit 2018 heeft het college gezegd dat een klager zijn klachten niet per se zoveel mogelijk in één keer naar voren moet brengen. Weliswaar is het doorgaans wenselijk de klachten zoveel mogelijk bundelen, maar een verplichting is het niet (zie ook de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg). Voor zover eerdere uitspraken suggereren dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven vindt dat zo’n verplichting wel bestaat, heeft het college daarvan afstand genomen. Als in de nieuwe klacht wordt geklaagd over gedragingen, waarover de tuchtrechter al definitief heeft beslist dan behandelt de tuchtrechter de desbetreffende klachtonderdelen op grond van het beginsel van ne bis in idem niet opnieuw.

Gezien deze spelregels heeft de Accountantskamer ten onrechte de klachtonderdelen 1 en 5 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vrouw die volgens de Accountantskamer al in de eerste klachtprocedure aan de orde had moeten stellen. Het college velt nu alsnog een inhoudelijk oordeel over deze klachtonderdelen.

Volgens het college heeft de accountant de opdracht niet te abrupt beëindigd. Hij verzorgde voor de vrouw de aangiften inkomstenbelasting en de jaarrekeningen van haar eenmanszaak. De vrouw heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom de accountant deze werkzaamheden niet met onmiddellijke ingang had mogen beëindigen. De accountant heeft vooraf een afweging gemaakt en de vrouw is niet benadeeld door de plotse beëindiging.

De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat de accountant zijn zorgplicht heeft geschonden door haar niet voor te lichten over de gevolgen van stopzetting van het nabestaandenpensioen. De accountant heeft er mede voor gezorgd dat de vrouw goed werd geïnformeerd door het bedrijf en heeft uitgebreid met haar gesproken over de stopzetting van de pensioenopbouw.

Ad 2 Jaarrekening 2015

Het college vindt net als de Accountantskamer dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat de jaarrekening 2015 feitelijk is opgesteld door en onder verantwoordelijkheid van de accountant. De accountant heeft op de zitting gezegd dat ten behoeve van de objectiviteit:

  • iemand van buiten het kantoor aan de slag is gegaan met het dossier;
  • hij zelf niet betrokken was bij het opstellen van de jaarrekening 2015;
  • hij de aanleiding voor de opdracht en de tuchtzaak wel degelijk heeft besproken met die samensteller.

Ad 3 Informeren rechtbank

Het college vindt net als de Accountantskamer dat de accountant zijn verplichtingen adequaat heeft ingevuld door de man te vragen de rechtbank te informeren over de intrekking van de brieven en de vrouw een kopie van dat verzoek toe te sturen. Omdat de accountant geen partij is in echtscheidingsprocedure hoeft hij de rechtbank niet in te lichten.

Ad 4 Ingetrokken brief

Het college vindt net als de Accountantskamer dat de vrouw dit klachtonderdeel onvoldoende heeft geschraagd.

Ad 6 Ib-aangifte man

Deze beroepsgrond is onvoldoende onderbouwd. In hoger beroep zegt de vrouw zelfs dat zij de negatieve verkrijgingsprijs, die de accountant hanteerde, aannemelijk vindt.

Ad 7 t/m 12 Te laat resp. onbevoegd

De Accountantskamer heeft deze klachtonderdelen terecht niet-ontvankelijk verklaard. De klachtonderdelen 7 tot en 11, omdat de vrouw deze te laat heeft ingediend; klachtonderdeel 12, omdat de tuchtrechter niet bevoegd is een accountant te veroordelen om een schadevergoeding te betalen.

Maatregel

Geen.

Annotatie Lex van Almelo

Een klager is niet verplicht zijn klachten in één procedure aan de orde te stellen. Het college heeft dat in 2018 al eens gezegd. Nu zegt het college het nog een keer en voegt daaraan toe dat het afstand neemt van eerdere uitspraken waar die mogelijk suggereren dat bundeling van klachten wél moet.

Deze nieuwe klacht wordt echter niet-ontvankelijk verklaard voor zover die gaat over dezelfde handelingen of verzuimen waarover de tuchtrechter al een definitief oordeel heeft geveld (ne bis in idem). De nieuwe klacht kan ook niet-ontvankelijk worden verklaard als de klager misbruik maakt van het klachtrecht. Wanneer daarvan sprake is, werkt het college niet uit. Het wijst op de uitspraken over Weyl en Vestia. Maar die verwijzing maakt naar mijn idee niet duidelijk hoe het klachtrecht dan is misbruikt.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.