Opinie

Commissie De Wit: Uiteraard geen hoofdschuldige, maar ook accountants verloren krediet

De Tijdelijke Commissie Onderzoek Financieel Stelsel - wellicht beter bekend als de Commissie De Wit - presenteerde op 10 mei 2010 het rapport ‘Verloren krediet'. Ik heb ernaar uitgekeken, hetgeen niet voor iedere accountant zal gelden.

Van de verhoorcyclus begin dit jaar weten we immers dat de commissie kritisch heeft gekeken naar de rol van de accountant en het accountantsberoep. Dat blijkt ook uit de toelichting die commissievoorzitter De Wit gaf bij de presentatie van het rapport: 'De accountant, als externe toezichthouder, heeft niet zijn maatschappelijke taak kunnen waarmaken om zorg te dragen voor een begrijpelijke en toereikende toelichting op de jaarrekening van financiële instellingen. De beroepsgroep dient samen met de AFM nadere kwaliteitseisen op te stellen waaraan een jaarrekening moet voldoen.'

Maar er staat meer over accountants in het rapport. Bijvoorbeeld (p. 21):

'De commissie stelt vast dat controlerende accountants en de accountantsorganisaties niet in staat zijn geweest om te waarschuwen dat het voortbestaan van bepaalde banken ernstig gevaar liep of dat er grote risico's zaten in het financiële systeem.'

Er is een specifieke aanbeveling (nummer 27, p. 24) aan accountants gewijd. Daarin staat onder meer:

'De commissie beveelt aan dat de accountantsberoepsgroep samen met de AFM nadere kwaliteitseisen opstelt waaraan een jaarrekening van een financiële instelling moet voldoen. Doel daarvan is dat de jaarrekening van financiële instellingen een zo helder mogelijk beeld geeft van alle relevante omstandigheden, inclusief eventuele risico's en onzekerheden ten aanzien van de continuïteit. In combinatie hiermee beveelt de commissie aan dat de beroepsorganisatie samen met de AFM maatregelen neemt, om te bewerkstelligen dat accountants vaker gebruik maken van toelichtende paragrafen over onzekerheidssituaties bij financiële instellingen.'

In het verlengde hiervan is de commissie positief over initiatieven als 'Kennis delen' en de verbetering van het tripartiete overleg. Om te vervolgen met:

'Deze initiatieven kunnen bijdragen aan het herstel van het vertrouwen in de accountant als vertrouwenspersoon in het maatschappelijke verkeer en de financiële sector. De commissie ziet niets in de suggestie om de taken van accountants uit te breiden naar andere taken op het gebied van corporate governance.'

In het stuk dat specifiek over accountants handelt (p. 154-160) constateert de commissie dat er geen aanwijzingen zijn dat door accountants ten onrechte goedkeurende verklaringen zijn afgegeven en dat formeel bezien bij financiële instellingen sprake is geweest van het geven van een getrouw beeld.

Maar dat 'formeel bezien' wordt al snel gevolgd door:

'De vrij defensieve houding van de accountants en de accountancy als beroepsgroep, die er steeds op wijzen dat de wettelijke taak bij de certificering bij financiële instellingen juist is uitgevoerd, heeft niet bijgedragen aan de beeldvorming rondom de waarde van accountantsverklaringen en de rol van accountants in de financiële sector en heeft geleid tot maatschappelijke kritiek daarop. Er is een kloof tussen hetgeen in het maatschappelijke verkeer wordt verwacht van de accountant en de daadwerkelijke rol die de accountant kan en wil spelen. Hiervoor zijn twee belangrijke oorzaken aan te wijzen. Ten eerste de complexiteit van verantwoordingsinformatie en ten tweede tekortkomingen in de signaleringsfunctie van de accountant.'

De eerste indruk die het rapport ten aanzien van het accountantsberoep bij mij opwekt is dat de commissie weliswaar oordeelt dat de accountant formeel niet heeft verzaakt, maar dat hij het materieel beter had kunnen en moeten doen. Daarom wordt er huiswerk meegegeven. Dat ziet op een proactievere houding, een betere signaleringsfunctie (zowel op macroniveau als via de toelichtende paragraaf in concrete gevallen) en het dichten van de verwachtingskloof.

Waar het Accounting Establishment graag laat weten dat het maatschappelijk verkeer hen niet kan of wil begrijpen, legt de commissie - mijns inziens terecht - de schuld bij het accountantsberoep zelve.

De sterke afwijzing van de commissie van een verdere taakuitbreiding van de accountant op het gebied van corporate governance, mag het beroep zich ook ter harte nemen. Het huiswerk van de commissie kan immers ook worden gelezen als een oproep om de kerntaak van de accountant eerst eens naar behoren - zowel formeel als materieel - uit te voeren alvorens nieuwe taken aan te vangen.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.