Tuchtrecht

Stalken via tuchtrechter mag niet

Klachten over dezelfde feiten moet je zo veel mogelijk bundelen. De derde klacht van een uitgezette vennoot tegen de (voormalig) bestuursvoorzitter van een accountantskantoor is daarom niet-ontvankelijk.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
AWB 12/385
Datum uitspraak:
20 februari 2014
Oordeel:
beroep ongegrond, klacht ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2014:68

en:

Accountantskamer
Zaaknummer: 12/1343 Wtra AK
Datum uitspraak: 27 januari 2014
Oordeel: niet-ontvankelijk
Maatregel: geen
Status: bevestigd, CBb 23 juli 2015, AWB 14/147
Vindplaats: ECLI:NL:TACAKN:2014:11

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

In 2004 moet één van de vennoten van een accountantsmaatschap opstappen omdat hij door een hernia arbeidsongeschikt is geworden. Met het oog op de uittreding onderzoekt een controller of de vennoot zijn uren juist heeft verantwoord en gefactureerd. De controller stelt onder meer vast dat de "geschreven" productie van de vennoot in 2003 wezenlijk afwijkt van diens "gefactureerde" productie. Verder bestaan er twijfels over de zakelijkheid van bepaalde onkosten, die waren geboekt op, maar niet gefactureerd aan "fake"-klanten. 

De controller stuurt een memo over zijn bevindingen naar de raad van bestuur. Op basis van dit memo neemt de maatschap een besluit over de voorwaarden waaronder de vennoot zal uittreden. 

De uitgezette partner dient een klacht tegen de controller in bij de Raad van Tucht en tegen drie accountants die het onderzoek hebben gebruikt om hem te wippen. Uiteindelijk zegt het College van Beroep voor het bedrijfsleven in 2012 dat deze klacht deels gegrond is omdat de controller geen wederhoor heeft toegepast en niet in het memo heeft vermeld dat hij dit heeft nagelaten. 

In april 2009 verklaart de Rechtbank Utrecht dat de maatschapsovereenkomst met de vennoot per 18 maart 2004 is geëindigd. Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt dit vonnis in 2012. 

In mei 2009 verschijnt in Het Financieele Dagblad een bericht, waarin de bestuursvoorzitter van het accountantskantoor rept van facturen die ten onrechte de deur uit zijn gegaan en die inmiddels zijn rechtgezet. Hij voegt eraan toe dat er geen winstdeel is teruggevorderd bij de vennoot, terwijl ook de betwiste onkosten niet zijn teruggevorderd. 

In augustus 2011 dient de vennoot een klacht in tegen de bestuursvoorzitter, omdat deze onjuiste informatie aan de journalist van het Het Financieele Dagblad heeft verschaft. De Accountantskamer verklaart deze klacht ongegrond, omdat de journalist de woorden van de bestuursvoorzitter verkeerd heeft weergegeven. Het memo, waaruit de rechtbank in het vonnis citeert, laat de mogelijkheid open dat sommige facturen zonder goede grond zijn verzonden. De vennoot gaat tegen deze uitspraak in beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (AWB 12/385). 

Ondertussen heeft de vennoot vier voormalige en drie huidige bestuursleden gevraagd afstand te nemen van het onderzoeksmemo en het uittredingsbesluit. Als zij niet reageren op dat verzoek, zal hij ook klachten tegen hen indienen, dreigt hij. 

De vennoot dient inderdaad klachten in. De  klachten tegen de voormalige bestuursleden worden niet-ontvankelijk verklaard. De klachten tegen de huidige bestuursleden zijn wel ontvankelijk, maar niet gegrond

In februari 2012 dient de uitgetreden vennoot voor de derde keer een klacht in tegen de (voormalig) bestuursvoorzitter. 

Klacht (12/1343 Wtra AK)

De (voormalig) bestuursvoorzitter heeft: 

  • nagelaten Het Financieele Dagblad te vragen het bericht te rectificeren;
  • daardoor enkele VGC-beginselen geschonden en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Beroepsgronden (AWB 12/385)

De Accountantskamer heeft: 

  • de strekking van het memo te beperkt weergegeven;
  • ten onrechte gezegd dat de vennoot niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bestuursvoorzitter onjuiste informatie verschafte aan de journalist;
  • ten onrechte niet onderkend dat de bestuursvoorzitter had moeten onderbouwen welke facturen onterecht zijn verstuurd en daarna zijn rechtgezet.

Oordeel

12/1343 Wtra AK

De klacht is niet-ontvankelijk. 

Voor de goede tuchtprocesorde moet een klager zijn klachten tegen een betrokken accountant zoveel mogelijk samen in één tuchtprocedure aanhangig maken. In ieder geval moet de klager vóór de mondelinge behandeling van een eerder ingediende klacht ook zijn andere klachten over de betrokken accountant indienen. De Accountantskamer kan de nieuwe klacht(en) vervolgens al dan niet toevoegen aan de reeds ingediende klacht. Zie bijvoorbeeld deze en deze uitspraak. De klager moet de klachten al helemaal bundelen wanneer, zoals in dit geval, alle klachten zijn gebaseerd op hetzelfde feitencomplex. 

De klager was ruim vóór de mondelinge behandeling van de klacht bij de Raad van Tucht bekend met de feiten waarover hij nu klaagt. Hij had die klacht dus ruim op tijd kunnen aanvullen met de onderhavige, maar heeft daar "om hem moverende redenen niet voor (...) gekozen". Datzelfde geldt voor de eerdere procedure bij de Accountantskamer. 

AWB 12/385

Het beroep is ongegrond. 

De Accountantskamer heeft in zijn uitspraak het vonnis van de rechtbank aangehaald, waarin het memo is weergegeven. Daarin staat dat de "geschreven" productie van de vennoot in 2003 wezenlijk afwijkt van diens "gefactureerde" productie en dat er twijfels bestaan over de zakelijkheid van bepaalde onkosten. Omdat de Accountantskamer deze conclusies heeft weergegeven, ontbreekt de feitelijke basis voor deze beroepsgrond. De vennoot heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de weergave van de feiten in de bestreden uitspraak tekort schiet voor de beoordeling van de klacht. 

Verder oordeelt het college dat het feit dat: 

  • het memo de mogelijkheid van onjuist verzonden facturen openlaat;
  • in de conclusie van antwoord voor de rechtbank Utrecht een standpunt over de handelwijze van de vennoot is ingenomen;
  • de bestuursvoorzitter heeft nagelaten het artikel te rectificeren;

nog niet aannemelijk maakt dat Het Financieele Dagblad de bestuursvoorzitter wel degelijk juist heeft geciteerd. Deze punten hebben immers geen betrekking op het telefoongesprek tussen de bestuursvoorzitter en de journalist dat de basis vormde voor de publicatie in de krant. 

Wel hebben de journalist en de redacteur van het FD schriftelijk verklaard dat de uitlatingen van de bestuursvoorzitter in het artikel wat hen betreft juist zijn. Maar daar staat weer tegenover dat  de journalist in april 2012 tijdens een getuigenverhoor voor de rechtbank Arnhem over de omstreden uitspraak heeft verklaard: "Ik weet niet meer of (de bestuursvoorzitter, red.) dat letterlijk zo heeft gezegd of dat ik dat uit het vraaggesprek heb afgeleid. Ik zag in ieder geval geen tegenspraak met het vonnis.ʺ 

De bestuursvoorzitter heeft tijdens het getuigenverhoor voor de rechtbank Arnhem onder meer gezegd: 

ʺ(...) ik werd tijdens een autorit gebeld door de journalist (...) die mij overviel met vragen. Het was een kort gesprek. (...) Op het moment dat ik gebeld werd (...) was ik er zelfs niet mee bekend dat er een vonnis was. Ik blijf er pertinent bij dat ik mij werkelijk niet kan herinneren dat ik heb gezegd dat facturen onterecht de deur zijn uitgegaan.ʺ 

Gezien deze verklaringen heeft de vennoot niet voldoende bewezen dat de bestuursvoorzitter wel tegen het FD heeft gezegd dat facturen die ten onrechte de deur zijn uitgegaan, zijn rechtgezet. Volgens het college hoefde de bestuursvoorzitter dus ook niet te onderbouwen welke facturen ten onrechte zijn verstuurd en daarna zijn rechtgezet. 

Maatregel

Geen. 

Annotatie Herbert Reimers

De wrevel die in 2004 is ontstaan, ettert in deze casus nog lang door en leidt inmiddels tot een derde tuchtklacht. Verwantschap tussen klachten kan er toe leiden dat een klacht niet-ontvankelijk is. De feiten waarover de klager in deze casus klaagt, waren hem al bekend vóór de mondelinge behandeling van een eerdere klacht tegen dezelfde accountant. De Accountantskamer vindt dat er dan geen ruimte meer is om later opnieuw een klacht in te dienen. De eisen van een goede tuchtprocesorde laten dat niet toe. 

Ook in andere situaties kan samenloop van klachten plaatsvinden. Een bekende situatie is die waarbij nogmaals wordt geklaagd over dezelfde gedragingen. Als er al een onaantastbare tuchtrechtelijke eindbeslissing over het handelen is gegeven, is de klacht niet ontvankelijk op basis van het 'ne bis in idem'-leerstuk. Als er nog geen definitieve beslissing is over de gedragingen zal een tweede klacht over dit handelen wel ontvankelijk zijn. Er kan echter maar voor één klacht een sanctie worden opgelegd. 

Voor gevallen waarin zowel particuliere klagers als de AFM of de NBA een klacht indienen, is een regeling voorgesteld in de Wijzigingswet financiële markten 2015. Volgens de voorstellen zou de Accountantskamer de bevoegdheid krijgen de behandeling van een klacht op te schorten wanneer de AFM of de NBA een eigen klacht over hetzelfde feitencomplex (willen) voorbereiden.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.