Tuchtrecht

Conclusie over scheepsfinanciering onvoldoende gefundeerd

Een registeraccountant concludeert dat een scheepswerf de financiering voor de bouw van zes schepen vrijwel zeker niet rond zou hebben gekregen, maar motiveert en onderbouwt dat hier en daar onvoldoende.

Accountantskamer

Zaaknummers:
15/34 Wtra AK
Datum uitspraak:
09 oktober 2015
Oordeel:
deels gegrond
Maatregel:
berisping
Status:
waarschuwing ipv berisping, CBb 26 januari 2017, AWB 15/876
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2015:112, Samenvatting CBb-uitspraak

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een scheepsbouwer dient in 2004 zeventien aanvragen in voor subsidie op grond van de Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw (TROS). De aanvragen worden afgewezen, omdat hij geen scheepswerf zou hebben in de zin van de TROS. De scheepsbouwer maakt tot twee keer toe vergeefs bezwaar.

Als de bestuursrechter het ministerie van Economische Zaken als subsidieverlener dwingt een derde keer over een bezwaar van de scheepsbouwer te beslissen, is het scheepsrecht: het bezwaar wordt nu gegrond verklaard. Niettemin worden elf subsidieaanvragen afgewezen, omdat het subsidieplafond is overschreden. De overige zes worden toegewezen, maar “ambtshalve op nihil gesteld”, onder meer omdat een termijn uit de regeling is overschreden.

De scheepsbouwer gaat in beroep. In september 2008 zegt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) onder meer dat het ministerie het begrip scheepswerf te beperkt heeft uitgelegd. De scheepswerf dient vervolgens een claim in. In november 2011 wijst de minister het verzoek om schadevergoeding af.

Het CBb buigt zich opnieuw over de zaak en draagt het ministerie op alsnog een beslissing te nemen over het derde bezwaarschrift van de scheepsbouwer. Daarbij moet het uitgaan van de zes goedgekeurde subsidieaanvragen. Het ministerie schakelt een maritiem adviesbureau in dat moet aangeven of de scheepswerf gezien de marktomstandigheden van 2004/2005 in staat zou zijn geweest om de bouw van zes schepen te financieren.

Een registeraccountant van het bureau brengt in november 2013 zijn definitieve rapport uit. Daarin concludeert hij onder meer dat:

  • een juridisch geschil over de bouwcontracten voor zes schepen het feitelijk onmogelijk maakt om een bancaire financiering te verkrijgen voor de bouw van de schepen;
  • het ook los daarvan “zeer twijfelachtig” isof een bank de bouw van de schepen zou hebben voorgefinancierd;
  • het bedrijf maar weinig kon voorfinancieren uit eigen middelen;
  • de nafinanciering was gebaseerd op een offerte van ING voor de bouw van één schip;
  • de koper daarvan een vrijwel lege bv was;
  • er geen aanwijzingen waren dat deze koper de benodigde eigen middelen van 1,7 miljoen euro kon opbrengen;
  • de betrokken timecharteraar financieel te zwak was om de contractverplichtingen te kunnen nakomen;
  • twee van de drie bestuurders die de scheepswerf oprichtten al op 1 januari 2005 waren gestopt met hun activiteiten;
  • de scheepswerf door een en ander ook met een toegezegde subsidie de bouw niet zou hebben kunnen realiseren.

De minister wijst de schadevergoeding af. De scheepsbouwer dient een klacht in tegen de accountant.

Klacht

De accountant heeft:

1. onvoldoende inzicht verschaft in de uitgevoerde werkzaamheden;

2. onvoldoende voorbehouden gemaakt ten aanzien van de uitkomst van de werkzaamheden, specifiek omdat de rapportage is gebruikt als assurance rapportage;

3. onvoldoende onderbouwing en verificatie verkregen voor zijn stellingen en conclusies;

4. een gegevensvergelijking bewust, mogelijk frauduleus, gemanipuleerd om schadevergoeding door de Staat te voorkomen;

5. het commentaar van de scheepsbouwer volledig genegeerd in de aangevulde rapportage;

6. ondeugdelijk en onbetrouwbaar werk geleverd;

7-10. ten onrechte geconcludeerd dat de scheepswerf de financiering niet had kunnen rondkrijgen.

Oordeel

De klachtonderdelen 7 en 9 zijn gegrond.

Ad 7

In het conceptrapport is de accountant ervan uitgegaan dat de werf 30% vennootschapsbelasting over de winst moest betalen en dat daarvoor een reservering moest worden gemaakt. Volgens de accountant zou daardoor minder risicodragend vermogen overblijven voor de bouw van de schepen. De accountant baseerde zijn twijfels op jaarrekening over 2005, waarin geen rekening is gehouden met de mogelijkheid om het betalen van vennootschapsbelasting uit te stellen.

Dat met uitstel geen rekening is gehouden, betekent echter niet dat de werf al in 2005 belasting had moeten betalen en 30% van de toegekende subsidie niet zou kunnen gebruiken voor de financiering van het onderhanden werk. Bovendien had een reservering voor te betalen belasting deel uitgemaakt van het risicodragend kapitaal, zodat het beschikbaar was voor de financiering.

Deze bevinding en conclusie in het rapport zijn daarom onvoldoende gemotiveerd. Dat is ondeskundig en onzorgvuldig.

Ad 8

Volgens de accountant zou een bank, gelet op de hoogte van de termijnbetalingen die de werf overeengekomen was met haar opdrachtgevers, waarschijnlijk hebben gevraagd om een ander betalingsschema. Het was zijns inziens onzeker of de opdrachtgevers daartoe in staat en bereid waren geweest.

De scheepsbouwer heeft daarentegen niet onderbouwd dat een kleine aanbetaling van 5% gebruikelijk was in de toenmalige marktomstandigheden en dat de werf een ander betalingsschema was overeengekomen. Daarom heeft de conclusie van de accountant op dit punt een deugdelijke grondslag.

Ad 9

De accountant heeft niet goed onderbouwd dat de scheepswerf niet genoeg bankkrediet zou kunnen krijgen om het onderhanden werk tijdens de bouw van de schepen te financieren. Hij komt met een vergelijking van andere scheepswerven, maar merkt zelf op dat aan dit type vergelijkingen slechts beperkte betekenis kan worden toegekend. De accountant baseert hierop niettemin zijn conclusie dat het twijfelachtig is dat een bank de bouw van de zes schepen zou hebben voorgefinancierd. De conclusie mist hier dus een deugdelijke grondslag en dat is ondeskundig en onzorgvuldig.

Ad 10

De klager heeft onvoldoende onderbouwd dat met het voorstel van een andere financier de voorfinanciering van twee schepen was gewaarborgd. Alleen al de eis dat de kopers een aanbetaling moesten doen van 20% maakt dat onaannemelijk.

Ad 1 tot en met 6

Een deel van deze verwijten komt al naar voren in de reeds besproken klachtonderdelen. De verwijten dat de accountant gegevens heeft gemanipuleerd en “onbetrouwbaar” werk heeft geleverd, zijn niet onderbouwd. Ook is niet duidelijk in welk opzicht het (concept)rapport en de aanvullingen daarop onvoldoende inzicht bieden in de uitgevoerde werkzaamheden. Verder heeft de accountant wel degelijk voorbehouden gemaakt in de inleiding van het rapport.

Maatregel

Berisping.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.