Magazine

Liquidatie dochter: zorgvuldigheid geboden

Onder bepaalde omstandigheden kan bij liquidatie van een dochtermaatschappij een fiscaal aftrekbaar liquidatieverlies worden verantwoord. Een oplettende accountant kan voorkomen dat deze potentiële aftrekpost onnodig wordt verspeeld.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 7/8, 2013

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Arthur Hofman

In het huidige economische klimaat komt het geregeld voor dat een bedrijf moet besluiten om een verliesgevende activiteit te staken en de desbetreffende dochtermaatschappij te liquideren.

De liquidatieverliesregeling biedt de mogelijkheid om bij liquidatie van een dochtervennootschap een verlies ten laste van de fiscale winst van de moedervennootschap te brengen.

Dit aftrekbare verlies is grosso modo gelijk aan het bedrag dat de moedervennootschap heeft geïnvesteerd in de dochtervennootschap, verminderd met de uitkering die bij liquidatie wordt ontvangen door de moedermaatschappij.

De liquidatieverliesregeling kent tal van voorwaarden en beperkende regels. Voor fiscale argeloosheid wordt een hoge prijs betaald: bedrijfseconomisch ingestoken transacties kunnen er onverwacht toe leiden dat het liquidatieverlies (deels) niet kan worden benut.

Sterfhuisconstructie

In het kader van een zogenaamde sterfhuisconstructie kan het voorkomen dat de aandelen in een noodlijdende dochtervennootschap binnen de groep worden overgedragen. Een dergelijke overdracht kan echter belangrijke fiscale nadelen hebben voor toepassing van de liquidatieverliesregeling.

Hierbij is van belang dat het liquidatieverlies dat kan worden genomen bij de liquidatie van een dochtervennootschap maximaal gelijk is aan het door de moedermaatschappij geïnvesteerde bedrag. Als een dochtervennootschap op het moment van een overdracht weinig waard is, zal bij de nieuwe moedermaatschappij sprake zijn van een relatief laag geïnvesteerd bedrag.

De mogelijkheid om het oorspronkelijk door de oude moedermaatschappij geïnvesteerde bedrag als liquidatieverlies te verantwoorden, gaat dan verloren. Dit is overigens anders als de oude en nieuwe moedermaatschappij deel uitmaken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (zie kader); in dat geval heeft een overdracht geen gevolgen voor het liquidatieverlies.

Verlies bij verkoop aandelen niet aftrekbaar

De liquidatieverliesregeling geldt niet als een noodlijdende dochtervennootschap met een verlies wordt verkocht. Het investeringsverlies dat de moedervennootschap lijdt op de aandelen in de dochtervennootschap, valt onder de deelnemingsvrijstelling.

Deze regeling houdt kort samengevat in dat winsten en verliezen die een moedervennootschap behaalt met aandelen in een dochtervennootschap niet belast c.q. niet aftrekbaar zijn. Een verlies bij verkoop van de aandelen in een dochtervennootschap kan dus niet in aftrek worden gebracht.

Als een derde de activiteiten van de dochtervennootschap voortzet, kan het daarom de voorkeur hebben om de onderneming van de dochtervennootschap te verkopen door middel van een activa-passiva-transactie. De dochtervennootschap blijft leeg achter en kan vervolgens worden geliquideerd. De mogelijkheid om een liquidatieverlies te nemen blijft dan behouden.

Voortzetting

Eén van de vereisten voor toepassing van de liquidatieverliesregeling is dat de onderneming van de geliquideerde dochtervennootschap niet wordt voortgezet binnen de groep.

Als na de liquidatie van de dochtervennootschap de onderneming binnen de groep wordt voortgezet, kan onder omstandigheden alsnog een liquidatieverlies in aftrek worden gebracht, zodra de voortgezette activiteiten worden gestaakt.

Het voortzettingsvereiste kan in de praktijk echter een zeer onverwachte uitwerking hebben en er toe leiden dat een liquidatieverlies ook na staking van de voortgezette activiteiten niet in aftrek kan worden gebracht. Zie hiervoor het voorbeeld voortzettingsvereiste in het kader.

Volgorde van liquidaties

Bij opheffing van een concernonderdeel kan het voorkomen dat meer dochter- en kleindochtervennootschappen worden geliquideerd. Als hierbij een vennootschap wordt geliquideerd die aandelen houdt in andere te liquideren vennootschappen, kan het voor de omvang van het liquidatieverlies verschil maken in welke volgorde de liquidaties plaatsvinden. De fiscale regels zijn op dit punt zeer complex en vereisen een zorgvuldige analyse van de specifieke situatie.

Rol accountant

Bovenstaande voorbeelden kunnen met vele andere worden uitgebreid. In geval van liquidatie van een noodlijdende dochtervennootschap is dus grote oplettendheid geboden om te voorkomen dat een potentieel aftrek liquidatieverlies onnodig verloren gaat. Een accountant kan een waardevolle rol vervullen door zijn klant er tijdig op te wijzen dat bij een naderende liquidatie fiscaal onderzoek van groot belang is.

Noot
Arthur Hofman is werkzaam als belastingadviseur bij PwC Amsterdam en verbonden aan het Fiscaal Instituut van Tilburg University.

Voorbeeld voortzettingsvereiste

Een moedervennootschap besluit dat de verliesgevende activiteiten van dochtervennootschap A worden gestaakt en dat dochtervennootschap A wordt geliquideerd.

Een beperkt deel van de activiteiten zal echter na de liquidatie van vennootschap A tijdelijk door de groep worden voortgezet, bijvoorbeeld omdat contracten moeten worden uitgediend. Vanwege deze voortzetting kan bij de liquidatie van vennootschap A nog geen liquidatieverlies in aftrek worden gebracht.

Als de activiteiten door de moedervennootschap worden voortgezet, kan op basis van de fiscale wetgeving alsnog een liquidatieverlies in aanmerking worden genomen zodra de moedervennootschap de activiteiten staakt.

Als de activiteiten echter tijdelijk worden voortgezet door een zustervennootschap (die niet met de moedervennootschap in een fiscale eenheid is opgenomen), kan een liquidatieverlies ter zake van vennootschap A pas worden verantwoord als ook de zustervennootschap wordt geliquideerd. Als deze zustervennootschap niet kan worden geliquideerd, is het potentiële liquidatieverlies ter zake van vennootschap A verloren gegaan.

Geen liquidatieverlies nodig bij fiscale eenheid

Nederlandse groepsvennootschappen zullen vaak een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen. Dit houdt in dat de vennootschappen voor de heffing van de vennootschapsbelasting als één belastingplichtige worden behandeld.

Een fiscale eenheid biedt verschillende voordelen. Onder meer kunnen winsten en verliezen binnen fiscale eenheid met elkaar worden verrekend, zodat wordt voorkomen dat een winstgevende vennootschap belasting betaalt, terwijl een verliesgevende vennootschap een verlies opbouwt. Als een te liquideren dochtervennootschap deel uitmaakt van een fiscale eenheid is het nemen van een liquidatieverlies niet aan de orde. Immers, het door de dochtermaatschappij geleden ondernemingsverlies is al in aanmerking genomen bij de vaststelling van het resultaat van de fiscale eenheid. Als de fiscale eenheid per saldo een verlies heeft behaald, blijft dit verlies verrekenbaar, ook na liquidatie van de betreffende dochtervennootschap.

Het is echter niet altijd mogelijk om een dochtervennootschap op te nemen in een fiscale eenheid.

Een fiscale eenheid is bijvoorbeeld niet mogelijk als de dochtervennootschap in het buitenland is gevestigd of als de moedervennootschap minder dan 95 procent van de aandelen in de dochtervennootschap bezit. Het nemen van een verlies is dan alsnog mogelijk als aan de voorwaarden van de liquidatieverliesregeling is voldaan.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.