Opinie

Onderzoek geeft weinig aanleiding tot inkomensplafond

In de discussie rondom de beperkingen in salaris lijkt de these te zijn dat binnen accountantskantoren alleen wordt geoordeeld op de verkrijging van klanten en dat de controlekwaliteit geen rol speelt.

Ook de VEB lijkt deze stelling aan te hangen gegeven de het pleidooi van voorzitter Paul Koster voor een inkomensplafond voor de accountant. Echter, onderzoek verricht in Zweden geeft geen ondersteuning voor deze these.

Accountants zijn gesloten als een mossel als het gaat om inzicht te geven in hun inkomen. Met deze ouderwetse houding roepen ze de problemen over zichzelf af. Dat wil zeggen: iedereen kan met wilde aantijgingen komen die vanuit de openbare feiten moeilijk zijn te weerleggen.

Echter, omdat in Zweden alle inkomens openbaar zijn en voor beursgenoteerde ondernemingen de accountant aan de betrokken de onderneming kan worden gekoppeld, konden Robert Knechel. Lasse Niemi en Mikko Zerni in hun artikel "Empirical Evidence on the Implicit Determinants of Compensation in Big four Audit Partnerships" openheid van zaken geven over de determinanten van het inkomen van accountants. Commercie en kwaliteit blijken even belangrijk te zijn.

De volgende bevindingen zijn in dit verband van belang.

In de eerste plaats is het waar dat de omvang van de klant positief is geassocieerd met het inkomen van de partner. Tevens heeft het inkomen van de partner een positief verband met het publieke belang van de onderneming die hij controleert.
Deze bevindingen zijn volledig in overeenstemming met de verwachting. Dat wil zeggen: kantoren zetten hun beste accountants in op de grotere en complexere ondernemingen. En inderdaad, de partner verliest inkomen als hij klanten laat gaan en krijgt meer inkomen als deze klanten werft.

Commercie lijkt dus van invloed te zijn op het inkomen van de partner. De vraag is of dit een ‘pervers' gegeven is. Nader onderzoek zou hierover uitsluitsel moeten geven. Immers, een klant verliezen kan ook samenhangen met een (lage) kwaliteit van de geleverde audit in de ogen van de gecontroleerde onderneming.

Tot slot vinden de onderzoekers dat als de kwaliteit van de controle te wensen overlaat, de partner inkomen verliest. Dit meten ze af aan de mate waarin ten onrechte vraagtekens ontbraken bij de continuïteit van de onderneming. De accountant is verplicht deze vraagtekens te zetten als hij twijfels heeft bij de continuïteit van het gecontroleerde bedrijf.

Met name deze laatste bevinding gaat lijnrecht in tegen de bewering dat kwaliteit geen rol zou spelen. Sterker, we zien in gewone bedrijven bijna nooit een inkomensachteruitgang als prestaties achter blijven. Bij accountants zien we zo'n achteruitgang wel!

Als we op basis van de bevindingen in dit Zweedse onderzoek conclusies trekken, dan luiden deze dat kantoren rationeel omgaan met de vraag op welke onderneming zij welke accountant zetten. Tevens geeft het onderzoek geen aanleiding tot het instellen van een inkomensplafond. Immers, men betaalt degene met de beste papieren voor de controle het meest.

Met die keuze stemt de allocatie van de accountant volkomen overeen met de wijze waarop ondernemer-managers in het bedrijfsleven worden betaald.
Hij verschilt op één aspect, hij verliest meer als zijn prestaties achter blijven. Ik neem aan dat de VEB daar geen problemen mee heeft. Ik stel dan ook voor dat alvorens men de beschuldigende vinger op de zere plek legt, men vaststelt dat dit ook echt de zwakke plek is.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jan Bouwens is hoogleraar accounting UvA en research fellow University of Cambridge.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.