Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Medio 2006 neemt een bv de inventaris en de goodwill over van A Logistics. De directeur van de bv was tot die datum de directeur van A Logistics. Hij is ook penningmeester van de stichting die het betalingsverkeer van A Logistics afhandelt. A Logistics en de koper steggelen over de betaling van de overnamesom.

Een accountant-administratieconsulent stelt de jaarrekeningen 2006 en 2007 van de nieuwe eigenaar samen en geeft bij beide een samenstellingsverklaring af.

Begin 2007 wordt A Logistics failliet verklaard. De curator doet in oktober 2007 aangifte van bedrieglijke bankbreuk tegen de bestuurders van het bedrijf en de stichting. Een financier en minderheidsaandeelhouder van A Logistics, tevens voorzitter van de stichting, dient een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer. Die verklaart de klacht ongegrond.

In hoger beroep wordt dit oordeel bevestigd.

In augustus 2015 dient de klager ook een klacht in tegen de bestuursvoorzitter van het accountantskantoor, die:

• reageerde op de, bij het kantoor ingediende, klacht tegen de AA;
• na een voorwaardelijke toezegging toch geen informatie gaf aan de klager.

Klacht

De bestuursvoorzitter heeft:

a. een bewust onjuist of misleidende brief aan de klager gestuurd, omdat hij daarin schreef dat hij zich niet kon vinden in de verwijten van de klager, terwijl hij op de hoogte was of had moeten zijn van de tekortkomingen van de AA;

b. in die brief niet mogen toezeggen informatie te delen onder de voorwaarde dat de betrokken cliënte hem zou ontslaan van zijn geheimhoudingsplicht, omdat hij klager daarmee op het verkeerde been zette bij het formuleren van zijn klacht tegen de AA;

c. onvoldoende toezicht gehouden op het verdere verloop van de behandeling van de klacht tegen de AA.

Oordeel

De klacht is ongegrond.

Ad a

Omdat de klacht tegen de AA (inmiddels definitief) ongegrond is verklaard, heeft dit verwijt geen feitelijke basis.

Ad b

De bestuursvoorzitter heeft in de brief een toezegging gedaan onder de nadrukkelijke voorwaarde dat:

• de betrokken cliënte hem zou ontslaan van zijn geheimhoudingsplicht of
• hij zeker wist dat het verstrekken van dossierinformatie in overeenstemming was met de artikelen 16 en 17 VGBA over vertrouwelijkheid.

Volgens de Accountantskamer mocht de accountant de toezegging onder deze voorwaarde doen en heeft hij juist gehandeld. Volgens vaste rechtspraak van de kamer moet de accountant het vertrouwelijke karakter eerbiedigen van informatie die hij heeft verkregen in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen. Zonder specifieke machtiging mag hij die niet bekend maken aan een derde, tenzij hij daartoe wettelijk of beroepshalve gerechtigd of verplicht is. De toezegging voldeed aan die eisen.

De accountant heeft de gevraagde informatie terecht niet verstrekt, omdat er geen toestemming was van de betrokken cliënte en geen van de andere situaties uit artikel 16 VGBA van toepassing was.

Ad c

De klager heeft niet aangetoond dat de bestuursvoorzitter toezicht moest houden op de verdere behandeling van de klacht.

Voor zover de klager bedoelt dat de bestuursvoorzitter niet objectief heeft gehandeld bij de interne afhandeling van de klacht tegen de AA is dit klachtonderdeel ook ongegrond. De klager gaat namelijk uit van de onjuiste veronderstelling dat de bestuursvoorzitter per definitie niet objectief kan handelen omdat hij aan hetzelfde accountantskantoor is verbonden als de AA. Er is ook geen rechtsregel die voorschrijft dat een klachtbehandelaar onafhankelijk moet zijn. De klager heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de bestuursvoorzitter daadwerkelijk niet objectief heeft gehandeld.

Maatregel

Geen.